Oogstdienst.

cms

Voorganger: Ds. Peter den Braanker

m.m.v. Chr. Mannenkoor Stadskanaal, o.l.v. Johan Pots

Organist: Ronald Ymker

 

Liturgie

 

Lied van de maand (te zingen voor de dienst): Lied 712

1      Het jaar neigt zich tot stille groet,

het rijpte een zomer lang tot zin,

nu in de herfst houdt het zich in

en spreekt uit volheid: God is goed.

2      Maar wij, de mensen, zijn te klein.

Wij doen of het het onze is

wat God ons geeft. Of aan ’t gemis

der naasten wij niet schuldig zijn.

3      De honger gaat de wereld rond,

wij danken God voor overvloed.

O geef, Heer, dat de hand toch doet

wat wordt beleden met de mond,

4      en niet meer neemt, maar voluit geeft

aan alle mensen in de nood,

zoals Gijzelf U in de dood

hebt uitgedeeld, o Brood dat leeft.

 

Welkom door de ouderling van dienst

Aanvangslied (staande): Lied 212

1      Laten wij zingend deze dag beginnen!

Geven wij stem aan onze diepe vreugde

omdat wij dankbaar ons in God verheugen.

Zing Halleluja!

2      Hij, die het leven aan ons heeft gegeven,

ons deze nacht omgaf met goede zorgen,

roep ons nu vrolijk naar een nieuwe morgen.

Zing Halleluja!

3      Het is zijn zegen dat wij ons bewegen,

dat hart en ziel van vreugde kunnen springen,

met lijf en leden wij Hem dank toezingen.

Zing Halleluja!

4      Bron van het goede, die ons zo behoedde,

blijf elke nacht en dag, zo lang wij leven,

ons met uw liefdevolle trouw omgeven.

Zing Halleluja!

5      Blijf ons geleiden, ga aan onze zijde!

Al zal de hitte van de dag ons steken,

wij zijn voor altijd van uw liefde zeker.

Zing Halleluja!

Groet:

Voorganger:           In de Naam van de Vader en de Zoon

en de Heilige Geest.

Onze hulp is in de Naam van de Heer,

Gemeente:              die hemel en aarde gemaakt heeft,

Voorganger:           die trouw blijft tot in eeuwigheid

Gemeente:              en niet laat varen het werk van zijn handen

Gebed van toenadering (daarna gaat de gemeente zitten)

Het koor zingt:       – Nader mijn God bij U

                                – Zing van Zijn trouw (met kwartet)

Kyriëgebed

Glorialied:              Lied 413

1      Grote God, wij loven U, Heer, o Sterkste aller sterken!

Heel de wereld buigt voor U en bewondert uwe werken.

Die Gij waart te allen tijd, blijft Gij ook in eeuwigheid.

2      Alles wat U prijzen kan, U, de Eeuwge, Ongeziene,

looft uw liefde^ en zingt ervan.

Alle englen, die U dienen, roepen U nooit lovensmoe:

„ Heilig, heilig, heilig“ toe!

3      Heer, ontferm U over ons, open uwe vaderarmen,

stort uw zegen over ons, neem ons op in uw erbarmen.

Eeuwig blijft uw trouw bestaan – laat ons niet verloren gaan.

Gebed om de opening van het Woord

1e Schriftlezing:     Psalm 147

Zingen:                   Lied 365: 1, 5, 6 en 7

1      Wij dragen ons gaven, het werk van onze hand,

het werk van onze dagen, de garven van het land,

van wind en zon en regen – tot eer van U, o God en Heer,

halleluja!

5      Wij brengen U de druiven, wij plengen U de wijn,

die zal van U getuigen, die zal U eigen zijn,

geheel en al U eigen – tot eer van U, o God en Heer,

halleluja!

6      Het is en moet zo blijven de gave van uw hand,

al wat wij van U krijgen, de vruchten in de mand,

de broden op de tafel – tot eer van U, o God en Heer,

halleluja!

7      Gij hebt U zelf gegeven als zaad voor ons ontkiemd,

uw hart en ziel en zegen, Gij zijt het die ons dient

met vlees en bloed en leven – o God en Heer, groot is uw eer,

halleluja!

2e Schriftlezing:     1 Korintiërs 2: 6 – 16

Zingen:                   Lied 867

1      Loof overal, loof al wat adem heeft, loof God die leeft.

Zo hoog de hemel niet of daarheen reikt het lied,

de aarde niet zo wijd, of God wordt lof bereid.

Loof overal, loof al wat adem heeft, loof God die leeft.

2      Loof overal, loof al wat adem heeft, loof God die leeft.

De kerk zingt schoon en luid het lied dat niemand stuit,

het hart is ’t bovenal, dat eeuwig zingen zal.

Loof overal, loof al wat adem heeft, loof God die leeft.

Het koor zingt:       – Voetstappen in het zand

                                – Choral Figuré (wij danken U, o Here God)

Preek

Orgelspel

Zingen:                   Lied 825: 1, 2, 3, 4 en 8

1      De wereld is van Hem vervuld, die ’t kennen gaat te boven,

wiens heerlijkheid ons is verhuld, in vonken licht verstoven.

Geen mensenoog heeft Hem gezien wien elk zijn tempel bouwt, in wien onwetend wij geloven.

2      Maar Hij die in de aanvang schiep de hemel en de aarde,

die al wat is tot aanzijn riep, de Ongeëvenaarde,

woont niet in tempels; er is niets dat Hem ontbreekt, –

hoe zou Hij iets uit mensenhand aanvaarden?

3      Hij blies ons van zijn adem in, Hij, hemelhoog verheven,

heeft ons in Adam één begin, één levensdoel gegeven:

te wonen op zijn aarde, waar het goed is, goed om met elkaar

in zijn verbond te leven.

4      Hij meet ons tijd en ruimte toe, genoeg om Hem te vinden.

Hij kent ons toch, Hij weet toch hoe wij tasten in den blinde

naar Hem, uit wie ons leven is.

Eens treedt Hij uit de duisternis en noemt ons zijn beminden.

8      God heeft zich zelf ons toegewend: een Man verscheen op aarde,

een Mens, in wie Hij onherkend zich aan ons openbaarde.

In Hem als in een tempel heeft de God gewoond die eeuwig leeft,

de Ongeëvenaarde.

Het koor zingt:      – Een koninklijk kind (met kwartet, eventueel met samenzang)

                                – Vol van Uw licht

In Memoriam

Zingen: Lied 902 : 1 en 6, Is God de Heer maar voor mij, wat zou mij tegen zijn.

Gebeden

Inzameling van de gaven

Slotlied (staande): Lied 903: 1, 4, 5 en 6

1      Zou ik niet van harte zingen Hem die zozeer mij verblijdt?

Want ik zie in alle dingen niets dan zijn genegenheid.

Is de hartslag van het leven niet de liefde van de Heer?

Liefde draagt hen meer en meer, die in dienst van Hem zich geven.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

4      Wat mijn ogen ooit ontwaarden droeg het merk van Gods beleid;

Hij heeft hemel, zee en aarde om mijn bestwil toebereid.

Dieren, kruiden uitgelezen, alle vrucht aan struik en boom,

bronnen, vissen in de stroom, – overal is ’t goed te wezen.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

5      Al mijn zorgen zijn zijn zorgen, en zo slaap ik rustig in,

dat ik elke nieuwe morgen opgewekt mijn werk begin.

Ach, in angst en in ellende zou ik leven, als ik niet wist,

dat God de Heer mij ziet, als ik God, mijn God niet kende.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

6      Omdat Gij mijn hart doet branden, omdat Gij mij zo bemint,

hef ik, Heer, tot U mijn handen: Vader, zie ik ben uw kind.

Wil mij de genade geven, U te dienen hier en nu;

God die liefde zijt, aan U vast te houden, heel mijn leven,

tot ik U na deze tijd liefheb in der eeuwigheid.

Zegen

Zingen: Amen (3x)

Het koor zingt:       – Jacobs ladder