Dankdienst m.m.v. Stadskanaalster Mannenkoor o.l.v. Harold Kooij.

Voorg. Ds. Peter den Braanker.

Organist: Ronald IJmker.

 

Liturgie

Orgelspel

Lied van de maand (te zingen voor de dienst): Lied 750: 1, 2, 3 en 4

1      Jeruzalem, jij stad door God gebouwd,

ach was ik daar jouw gast!

Hoe dorst mijn hart, het smacht alleen naar jou,

niets houdt het hier nog vast.

Voorbij de hoogste bergen,

voorbij het verste veld,

is het uit deze wereld

mij al vooruitgesneld.

2      Wordt mijn gebed tenslotte toch verhoord

dat nu het uur zal slaan,

waarop ik zelf mag ingaan in jouw poort,

en recht voor God zal staan

als een van zijn beminden,

als uitverkoren pand.

Dan zal ik in jou vinden

mijn ware vaderland.

3      Dit visioen geeft vleugels aan mijn geest,

voltrekt zich voor mijn oog.

En hij verlaat voor even wat hem bindt,

verheft zich hemelhoog.

Van vlammen is de wagen,

die hem ten hemel vaart,

door engelen gedragen

en voor een val bewaard.

4      O stad, die ik nu al van harte groet,

laat mij jou binnengaan!

Duurt het nog lang, voordat ik jou ontmoet

en in je poort zal staan,

de leegte mag verlaten waarin ik nu nog leef,

en God ook mij van harte mijn eeuwig erfdeel geeft.

Welkom door de ouderling van dienst

 

Aanvangslied (staande): Lied 984

1      Gezegend die de wereld schept,

de dag uit nacht tot leven wekt,

het licht der zon roept en de maan,

de sterren om op wacht te staan.

2      Gezegend die de aarde maakt,

de grenzen van de zee bewaakt,

ontluiken doet het jonge groen,

de kleurenpracht van elk seizoen.

3      Gezegend die een woonplaats maakt

voor wat beweegt en ademhaalt;

de dieren in het vrije veld,

de vogels in hun zingend spel.

4      Gezegend die de mensen roept

tot liefde, vruchtbaarheid en moed,

om voor elkander te bestaan

in eerbied voor zijn grote naam.

5      Gezegend zijt Gij om uw woord

dat ons tot vrede heeft bekoord,

tot leven dat van lijden weet

en liefde die geen einde heeft.

6      Gezegend zijt Gij om de Geest

die van de aanvang is geweest:

de adem die ons gaande houdt

en in het eind in U behoudt.

 

Groet:

Voorganger:           In de Naam van de Vader en de Zoon

en de Heilige Geest.

Onze hulp is in de Naam van de Heer,

Gemeente:              die hemel en aarde gemaakt heeft,

Voorganger:           die trouw blijft tot in eeuwigheid

Gemeente:              en niet laat varen het werk van zijn handen

 

Gebed van toenadering

(gemeente gaat zitten)

 

Het koor zingt:       – 79 Vertrouwen

  – 35 Psalm 105

 

Kyriëgebed

 

Glorialied: Lied 303

1      Zonne en maan, water en wind,

de bloem en het kind schiep onze God.

Hemel en aard’ heeft Hij gemaakt.

Schepper, wij willen U danken.

Schepper, wij danken U.

Schepper, wij prijzen U.

Schepper, wij zingen uw heilige Naam.

2      Jezus, Gods Zoon, leefde en stierf

voor allen, voor ons. Hij leeft vandaag

hier onder ons, hier onder ons.

Jezus, wij willen U danken.

Jezus, wij danken U.

Jezus, wij prijzen U.

Jezus, wij zingen uw heilige Naam.

3      Geest, die ons troost, levend nabij,

genezing en vuur. Adem van God,

kracht onderweg, dag in dag uit.

Trooster, wij willen U danken.

Trooster, wij danken U.

Trooster, wij prijzen U.

Trooster, wij zingen uw heilige Naam.

 

Gebed om de opening van het Woord

1e Schriftlezing: Psalm 65

Zingen: Lied 845

1      Tijd van vloek en tijd van zegen

tijd van droogte tijd van regen

dag van oogsten tijd van nood

tijd van stene tijd van brood.

Tijd van liefde nacht van waken

uur der waarheid dag der dagen

toekomst die gekomen is

woord van vol van stilte is.

2      Tijd van troosten tijd van tranen

tijd van mooi zijn tijd van schamen

tijd van jagen nu of nooit

tijden van hopen dat nog ooit.

Tijd van zwijgen zin vergeten

nergens blijven niemand weten

tijd van kruipen, angst en spijt

zee van tijd en eenzaamheid.

3      Wie aan dit bestaan verloren

nieuw begin heeft afgezworen

wie het houdt bij wat hij heeft

sterven zal hij ongeleefd.

Tijd van van leven om met velen

brood en ademtocht te delen –

wie niet geeft om zelfbehoud,

leven vindt hij hondervoud.

2e Schriftlezing:     Lucas 19: 45 t/m 20: 1 – 8

en Lucas 20: 45 t/m 21: 4

 

Zingen: Lied 370

1      Vader, die woont in hemels licht,

uw rijk geeft liefde een gezicht

uw Naam is waard de hoogste eer!

Wij bidden om een ommekeer:

wek doden op, maak armen rijk,

laat komen, Heer, uw Koninkrijk.

2      Uw wil geschiede, goede God,

laat ons niet over aan ons lot

bewaar de aarde voor de dood

en geef van dag tot dag ons brood.

Vergeef als wij: laat uw geduld

steeds groter zijn dan onze schuld.

3      Leid ons niet in verzoeking, Heer,

verlos ons, maak ons meer en meer

tot mensen aan uw beeld gelijk –

want U behoort het Koninkrijk,

de kracht, de hoogste heerlijkheid

nu en in alle eeuwigheid.

Het koor zingt:       – 179 He’s only a prayer away

– 211 Een Naam is onze hope

 

Preek

Orgelspel

 

Zingen: Lied 903: 1, 4, 5 en 6

1      Zou ik niet van harte zingen Hem die zozeer mij verblijdt?

Want ik zie in alle dingen niets dan zijn genegenheid.

Is de hartslag van het leven niet de liefde van de Heer?

Liefde draagt hen meer en meer, die in dienst van Hem zich geven.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

4      Wat mijn ogen ooit ontwaarden droeg het merk van Gods beleid;

Hij heeft hemel, zee en aarde om mijn bestwil toebereid.

Dieren, kruiden uitgelezen, alle vrucht aan struik en boom,

bronnen, vissen in de stroom, – overal is ’t goed te wezen.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

5      Al mijn zorgen zijn zijn zorgen, en zo slaap ik rustig in,

dat ik elke nieuwe morgen opgewekt mijn werk begin.

Ach, in angst en in ellende zou ik leven, als ik niet wist,

dat God de Heer mij ziet, als ik God, mijn God niet kende.

Alle dingen hebben tijd, maar Gods liefde eeuwigheid.

6      Omdat Gij mijn hart doet branden, omdat Gij mij zo bemint,

hef ik, Heer, tot U mijn handen: Vader, zie ik ben uw kind.

Wil mij de genade geven, U te dienen hier en nu;

God die liefde zijt, aan U vast te houden, heel mijn leven,

tot ik U na deze tijd liefheb in der eeuwigheid.

Het koor zingt:       – 143 Nader mijn God

– 196 Geloofd zij onze God

 

In Memoriam

Stilte

 

Zingen: Lied 947

1      Wanneer mijn hart vaarwel moet zeggen

en loslaat wat het leven bood,

kom, Geest, uw zegen op mij leggen,

verzeker mij: Gods trouw blijft groot.

2      Wanneer mijn hart nu moet aanvaarden

wat mij het lot te dragen geeft,

kom, Christus, kom en wis mijn tranen,

als ik mij aan U overgeef.

3      Wanneer mijn hart, tot U geheven,

het thuis herkent, dat Gij ons biedt,

blijf Vader, mij met licht omgeven,

en al mijn klagen wordt een lied.

Gebeden

 

Inzameling van de gaven

Slotlied (staande): Lied 978

1      Aan U behoort, o Heer der heren,

de aarde met haar wel en wee,

de steile bergen, koele meren,

het vaste land, d’onzek’re zee.

Van U getuigen dag en nacht.

Gij hebt ze heerlijk voortgebracht.

2      Gij roept het jonge leven wakker,

een tuin bloeit rond het open graf.

Er ruisen halmen op de akker

waar zich het zaad verloren gaf.

En vele korrels vormen saam

een kostbaar brood in uwe Naam.

3      Gij hebt de bloemen op de velden

met koninklijke pracht bekleed.

De zorgeloze vogels melden

dat Gij uw schepping niet vergeet.

’t Is alles een gelijkenis

van meer dan aards geheimenis.

4      Laat dan mijn hart U toebehoren

en laat mij door de wereld gaan

moet open ogen, open oren

om al uw tekens te verstaan.

Dan is het aardse leven goed,

omdat de hemel mij begroet.

 

Zegen

Zingen: Amen (3x)