Vanaf 16 dec. 2020 (tot nadere berichtgeving) alleen Online Kerkdiensten! 

Voor meer info, klik hieronder voor de -Laatste Nieuwspagina-(blauw gedrukt)

<Corona maatregelen vanaf 16 december 2020>

 

Ingetogen viering in de Stille Week voor Pasen

 

Liturgie

Liturg:
Peter den Braanker
Bert van der Klis
Petrus Hollenga
Sieta  Kampen
Organist:
Jouke Hordijk
 

 

 

 

 

 

 

Paaskaars brandt als de dienst begint

 
lied
Zacht orgelspel met Taizé lied
Blijf bij mij en waak hier met mij
Vervolg lezing van Witte Donderdag Marcus 14: 41b-52

Het is zover. Het moment is gekomen dat de Mensenzoon uitgeleverd wordt aan slechte mensen.’

42Jezus zei: ‘Kom, we moeten gaan. De man die mij gaat uitleveren, is dichtbij.’ 43Terwijl Jezus dat zei, kwam Judas eraan. Hij was één van de leerlingen. Hij had een groep mannen bij zich met zwaarden en stokken. Ze waren gestuurd door de priesters, de wetsleraren en de leiders van het volk.

44Judas had van tevoren met die mannen een teken afgesproken. Hij had gezegd: ‘Ik zal één man groeten met een kus. Dat is de man die jullie moeten hebben. Die moeten jullie gevangennemen. Neem hem mee en bewaak hem goed.’

45Judas liep recht op Jezus af. Hij zei: ‘Meester!’ En hij groette hem met een kus. 46Toen grepen de mannen Jezus vast en ze namen hem gevangen.

47Iemand die erbij was, pakte zijn zwaard. Hij raakte daarmee de knecht van de hogepriester, en sloeg zijn oor eraf.

48Jezus zei tegen de mannen die hem vastgrepen: ‘Jullie zijn hier gekomen met zwaarden en stokken om mij gevangen te nemen. Alsof ik een gevaarlijke misdadiger ben! 49Elke dag was ik in de tempel om de mensen uitleg te geven over God. Jullie zagen mij daar, maar jullie hebben mij niet gevangengenomen. Want het moet gaan zoals het verteld wordt in de heilige boeken.’

50Toen lieten alle leerlingen Jezus in de steek. Ze vluchtten weg. 51-52Alleen een jonge man bleef dicht bij Jezus. Hij had een doek om zich heen geslagen. Verder had hij niets aan. De mannen grepen hem ook, maar hij kon ontsnappen. De doek bleef achter in de handen van de mannen. De jonge man vluchtte naakt weg.

lied Lied 558: 5,6,en 7
Vervolg lezing Marcus 14: 53-65
53Jezus werd naar het huis van de hogepriester gebracht. Daar kwamen alle priesters, wetsleraren en leiders van het volk bij elkaar.54Petrus liep op een afstand achter Jezus aan. Hij kwam op de binnenplaats van het huis van de hogepriester. Daar ging hij bij de knechten zitten. Hij hield zich warm bij het vuur.55De priesters, de wetsleraren en de leiders van het volk zochten naar mensen die Jezus wilden beschuldigen. Want dan konden ze besluiten om hem te doden. Maar het lukte niet. 56Er werden wel veel valse beschuldigingen tegen Jezus uitgesproken. Maar die waren niet geldig, omdat de getuigen allemaal iets anders zeiden.57Een paar mensen gingen staan om ook iets slechts over Jezus te vertellen. Het was weer een valse beschuldiging. 58Ze zeiden: ‘Wij hebben Jezus iets horen zeggen over de tempel. Hij heeft gezegd: ‘Ik ga de tempel afbreken! Deze tempel, die door mensen gemaakt is. En binnen drie dagen bouw ik een nieuwe. Dat zal een tempel zijn die niet door mensen gemaakt is.’’ 59Maar ook die getuigen zeiden niet precies hetzelfde, en dus was hun beschuldiging niet geldig.60Toen ging de hogepriester staan. Hij zei tegen Jezus: ‘Waarom reageert u niet op deze beschuldigingen? U hoort toch wat die mensen over u zeggen?’ 61Maar Jezus bleef zwijgen. Hij zei niets. Toen stelde de hogepriester Jezus een vraag. Hij zei: ‘Bent u de Messias, de Zoon van God?’ 62Jezus zei: ‘Ja, dat ben ik. Ik ben de Mensenzoon. Jullie zullen mij naast God zien zitten, aan de rechterkant. En jullie zullen mij uit de hemel zien terugkomen op de wolken.’63Toen de hogepriester dat hoorde, scheurde hij zijn priestermantel doormidden. Hij zei: ‘We hebben geen beschuldigingen meer nodig. 64Jullie hebben allemaal gehoord dat deze man God beledigde. Wat is jullie oordeel?’ Iedereen vond dat Jezus gedood moest worden.
65Toen begonnen sommige mensen Jezus in zijn gezicht te spugen. Ze deden hem een blinddoek om, en ze begonnen hem hard te slaan. Ze riepen: ‘Hé profeet, zeg eens wie dat deed!’ Ook de knechten sloegen hem.
Lied/orgel Lied 562:1 en 2
Vervolg lezing Marcus 14; 54b,66-7254Petrus liep op een afstand achter Jezus aan. Hij kwam op de binnenplaats van het huis van de hogepriester. Daar ging hij bij de knechten zitten. Hij hield zich warm bij het vuur66

Petrus zat nog steeds op de binnenplaats. Er kwam een meisje langs dat in dienst was van de hogepriester. 67Ze zag Petrus zitten bij het vuur. Ze keek hem aan en zei: ‘Jij hoort ook bij die Jezus uit Nazaret!’ 68Maar Petrus zei: ‘Welnee! Ik heb geen idee waar je het over hebt.’ Hij liep weg van de binnenplaats en ging terug naar de poort. Er kraaide een haan.

69Maar bij de poort zag het meisje Petrus weer. Ze begon tegen de mensen om zich heen te vertellen dat hij bij Jezus hoorde. 70Maar Petrus zei opnieuw: ‘Dat is niet waar!’

Even later zeiden ook een paar anderen tegen hem: ‘We weten zeker dat jij bij Jezus hoort. Want je komt duidelijk uit Galilea, net als hij!’ 71Toen begon Petrus te vloeken en hij riep: ‘God weet dat ik die man niet ken!’ 72Meteen daarna begon de haan voor de tweede keer die nacht te kraaien.

Toen dacht Petrus terug aan wat Jezus gezegd had: ‘Jij zult drie keer zeggen dat je mij niet kent. Dat zal vannacht gebeuren, nog voordat de haan twee keer gekraaid heeft.’ En Petrus begon te huilen.

Lied orgel Lied 558 : 8,9,10
Vervolg lezing Marcus 15: 1-151

s Ochtends vroeg kwamen alle priesters, wetsleraren en leiders van het volk bij elkaar. Ze overlegden wat ze met Jezus zouden doen. Ze lieten hem vastbinden, namen hem mee en brachten hem bij Pilatus, de Romeinse bestuurder. 2Pilatus vroeg aan Jezus: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘U zegt het zelf.’

3De priesters begonnen veel slechte dingen over Jezus te vertellen. 4Daarom vroeg Pilatus weer aan Jezus: ‘Waarom zegt u niets terug? Zij vertellen allerlei slechte dingen over u. En u zegt niets!’ 5Maar Jezus bleef zwijgen. Pilatus was daar erg verbaasd over.

6Op het Joodse Paasfeest liet Pilatus altijd één gevangene vrij. Het volk mocht iemand kiezen. 7Op dat moment zaten er mensen in de gevangenis die samen een opstand begonnen waren. Ze hadden geweld gebruikt en mensen vermoord. Eén van die gevangenen heette Barabbas. 8Een grote groep mensen kwam bij Pilatus. Ze vroegen of hij ook dit jaar weer een gevangene wilde vrijlaten.

9-10Pilatus wist precies waarom de priesters Jezus bij hem gebracht hadden. Dat was omdat ze jaloers waren op Jezus. Daarom vroeg Pilatus aan de mensen: ‘Zal ik Jezus vrijlaten, de koning van de Joden?’ 11Maar de priesters bemoeiden zich ermee. Ze riepen tegen de mensen: ‘Nee, je moet Barabbas kiezen!’

12Toen zei Pilatus: ‘Maar wat moet ik dan doen met Jezus, die jullie de koning van de Joden noemen?’ 13De mensen riepen: ‘Hij moet dood! Hij moet aan het kruis!’ 14Pilatus zei: ‘Hij heeft toch niets verkeerds gedaan?’ Maar de mensen begonnen nog harder te roepen: ‘Hij moet aan het kruis!’

15Toen deed Pilatus wat de mensen wilden. Dat leek hem het beste. Daarom liet hij Barabbas vrij. En hij gaf Jezus aan zijn soldaten, om hem aan het kruis te hangen.

De soldaten sloegen Jezus met de zweep. 16Daarna brachten ze hem naar de binnenplaats van het paleis van Pilatus. Ze riepen alle soldaten erbij. 17Toen trokken ze Jezus een rode mantel aan. En ze maakten een kroon van doorntakken, en zetten die op zijn hoofd.

18De soldaten deden alsof ze Jezus met eerbied wilden groeten. Ze zeiden: ‘Wij groeten u, koning van de Joden!’ 19Ze sloegen met een stok op zijn hoofd. Ze spuugden hem in zijn gezicht. En ze knielden voor hem, alsof hij een koning was. 20Zo bespotten ze Jezus.

Daarna trokken ze hem de mantel weer uit, en ze deden hem zijn eigen kleren weer aan.

Lied/orgel Lied 576b 1,2 en 5  
Vervolg lezing Marcus 15: 21-42

Toen brachten de soldaten Jezus weg om hem aan het kruis te hangen. 21Er kwam net een man de stad in. Het was Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus. Hij moest van de soldaten meekomen, om het kruis te dragen.

22Ze brachten Jezus naar de plaats Golgota. Die naam betekent: schedelplaats. 23Daar gaven ze Jezus wijn met daarin een middel tegen de pijn. Maar Jezus wilde de wijn niet opdrinken.

24Toen hingen de soldaten Jezus aan het kruis. Daarna verdeelden ze de kleren van Jezus onder elkaar door erom te loten. 25Het was negen uur in de ochtend toen Jezus aan het kruis werd gehangen. 26Op een bordje aan het kruis stond waarom Jezus gedood werd. Er stond op: ‘Dit is de koning van de Joden.’

27-28Er werden ook twee andere mannen aan een kruis gehangen, twee misdadigers. Het kruis van Jezus stond tussen de twee andere kruisen in.

29De mensen die voorbijkwamen, lachten Jezus uit. Ze schudden spottend hun hoofd en riepen: ‘Kijk eens! Daar hangt de man die de tempel wilde afbreken en binnen drie dagen een nieuwe wilde bouwen. 30Red jezelf! Kom van dat kruis af!’

31-32Ook de priesters en de wetsleraren zeiden zulke dingen. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Andere mensen heeft hij gered. Maar zichzelf redden, dat kan hij niet. Hij is toch de messias, de koning van Israël? Dan moet hij maar eens van dat kruis af komen! Als we dat zien, zullen we in hem geloven.’

Zo bespotten ze Jezus. Zelfs de twee mannen die naast Jezus aan een kruis hingen, begonnen hem uit te schelden.

33Om twaalf uur ’s middags werd het opeens donker in het hele land. Drie uur lang bleef het donker. 34Toen, om drie uur ’s middags, riep Jezus luid: ‘Eloï, Eloï, lema sabachtani?’ Dat betekent: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij alleen gelaten?’ 35De mensen die daar stonden, hoorden het. Sommigen zeiden: ‘Hoor je dat? Hij roept Elia!’

36Snel pakte iemand een spons en deed die in zure wijn. Toen deed hij de spons op een stok en stak hem omhoog. Zo kon Jezus wat drinken. De man zei tegen de anderen: ‘Nu zullen we eens zien of Elia echt komt. Of hij Jezus van het kruis af komt halen.’ 37Maar Jezus gaf een luide schreeuw. Toen stierf hij.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doven Kaars 

Stilte Stilte  
Vervolg 38Op hetzelfde moment gebeurde er iets in de tempel. Het gordijn voor de heilige zaal scheurde doormidden, van boven naar beneden.

39De Romeinse officier die bij het kruis stond, zag hoe Jezus stierf. En hij zei: ‘Geen twijfel mogelijk! Hij was de Zoon van God!’

Lied/orgel Lied 590  
Vervolg lezing Marcus 15 : 40 – 47
Een grote groep vrouwen stond op een afstand te kijken. Ze kwamen uit Galilea. Ze waren met Jezus meegegaan naar Jeruzalem. Bij die groep hoorden ook Maria uit Magdala, en Maria, de moeder van de jonge Jakobus en van Joses, en Salome. Zij waren in Galilea steeds bij Jezus geweest, en hadden daar voor hem gezorgd.
42Het werd avond. Het was vrijdag, de dag waarop Joden zich voorbereiden op de sabbat. 43Josef van Arimatea ging naar Pilatus toe. Josef was één van de Joodse leiders. Hij geloofde dat Gods nieuwe wereld snel zou komen. Hij had de moed om zomaar naar Pilatus te gaan en te vragen: ‘Mag ik het lichaam van Jezus meenemen?’
44Pilatus was verbaasd. Hij had niet verwacht dat Jezus al dood was. Daarom riep hij de Romeinse officier erbij. Pilatus vroeg: ‘Is Jezus al dood?’ 45De officier zei dat Jezus inderdaad dood was. Toen gaf Pilatus toestemming aan Josef om het lichaam van Jezus mee te nemen.
46Josef haalde het lichaam van Jezus van het kruis af. Hij wikkelde het lichaam in een doek, die hij gekocht had. Daarna legde hij het in een graf. Het was een graf dat was uitgehakt in een rots. Josef rolde een steen voor de ingang. 47Maria uit Magdala en Maria, de moeder van Joses, zagen waar Jezus begraven werd.
Gedicht/592 Stil ligt de tuin rondom het witte graf

Waar zich de Heer voor ons verloren gaf.

Vrouwen en vrienden gaan rouwend in het zwart.

Zwaar als een steen weegt droefheid op hun hart.

Hoop is vervlogen en vriendschap weggevlucht.

Alles wat leeft, ja heel de schepping zucht.

 

Drie dagen is zijn stem niet meer gehoord.

Ademloos wacht de wereld op het woord.

Waar is de God die hemel en aarde schiep?

Waar is zijn Zoon die ons bij name riep?

Waarom verlaat Hij nu wat zijn hand begon?

Duisternis overmant het licht der zon.

 

Eeuwige, uw gerechtigheid is groot.

Wek uw Gezalfde, wek Hem uit de dood.

Mogen wij hopen dat bij de dageraad

Wij hem herkennen als hij voor ons staat?

Wordt dan uw hemelse vrederijk gesticht

Hier op de aarde in het morgenlicht?

 

Joke Ribbers.

We verlaten in stilte en zetten de viering op Paaszondag voort.  
   
  Afsluiting