Bron: Website Protestantse Kerk Nederland
‘Laat in de Protestantse Kerk de ambten kerk-breed voor vrouwen en mannen opengaan!’ Deze oproep werd onlangs in het openbaar gedaan door enkele (oud-) synodeleden van onze kerk. De aanleiding daarvoor was tweeledig: de verkiezing van een man tot preses van de generale synode en de actuele discussie binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt over de vrouw in het ambt.
In dit appel worden de kerkenraden en theologen die zich rekenen tot de gereformeerde traditie, het bestuur van de Gereformeerde Bond en aanverwante organisaties opgeroepen ‘om bij zichzelf te rade te gaan of het geen tijd wordt om deze wissel (om vrouwen voortaan verkiesbaar te laten zijn voor alle ambten) om te zetten.’ Naar aanleiding daarvan werd van verschillende kanten aangedrongen op een publieke reactie daarop namens de generale synode van de Protestantse Kerk.
In het dagblad Trouw(16-01) reageerde de scriba, Ds. René de Reuver, daarop terughoudend. Volgens hem gaat het hier om een principieel thema dat alleen via de kerkelijke weg kan worden behandeld. De gevoeligheid van dit vraagstuk is niet gediend met publieke oproepen omdat die gemakkelijk tot polarisatie kunnen leiden. Dit thema raakt aan het verstaan van de Bijbel als Gods Woord. De synode past daarbij terughoudendheid. ‘Wij gaan niet over het geweten van mensen’, aldus de scriba. De synode zou hoogstens kunnen oproepen tot een kerkelijk gesprek over de vrouw in het ambt.
Waarom is de scriba zo terughoudend? Wil de synode zich niet branden aan gevoelige kwesties en vooral de lieve vrede bewaren, zoals sommigen beweren? Zij is toch als ambtelijke vergadering geroepen om leiding te geven aan het leven en werken van de kerk in haar geheel?
De kerkelijke weg
De synode is net als de andere ambtelijke vergaderingen in onze kerk gebonden aan de kerkorde. Daarin hebben gemeenten veel ruimte om binnen een gemeenschappelijk kader hun geloof te belijden en gestalte te geven. Dat gemeenschappelijke kader is de gemeenschap met de belijdenis van het voorgeslacht: de traditie van de Vroege Kerk en die van de Reformatie, de lutherse en de gereformeerde traditie. Deze verschillende tradities zijn in 2004 samengekomen in de Protestantse Kerk en sindsdien samen verder gegaan ‘in een proces van vereniging en vernieuwing’ zoals het zo mooi heette in de Intentieverklaring voor de kerkvereniging uit 1984.
Elke gemeente hoeft in onze kerk de verbondenheid met haar eigen oorspronkelijke traditie niet te verloochenen. Tegelijkertijd is elke gemeente ook geroepen om samen met de andere gemeenten te groeien in een gemeenschappelijk actueel belijden. Dit wordt verwoord in ordinantie 1 artikel 1 lid 3: Kerk en gemeenten ‘erkennen en respecteren de (bijzondere) verbondenheid van andere gemeenten ten aanzien van de belijdenisgeschriften (uit de gereformeerde of lutherse traditie) en zijn geroepen om in gehoorzaamheid aan het Woord van God te volharden en te groeien in het gemeenschappelijk belijden van de kerk’.
Dat is de kerkelijke weg. Zo gaan gemeenten in onze kerk met elkaar om: in wederzijds respect en erkenning voor de verschillende tradities waarmee zij zich verbonden voelen; en: samen zoeken naar een nieuw gemeenschappelijk verstaan van de roeping van gemeente en kerk in deze tijd. Ambtelijke vergaderingen die geroepen zijn om leiding te geven, dienen deze kerkelijke weg te bewandelen. Zij heersen niet over elkaar (art. VI-1). En meerdere vergaderingen (classicale vergadering en generale synode) in het bijzonder doen recht aan de verscheidenheid in de classis of de kerk in haar geheel (ord. 4-14 en 4-25-1). Onder deze omgangsvorm is in 2003 door het moderamen van de hervormde synode – met instemming van het toenmalige triomoderamen – nog eens een dikke streep gezet met de ‘Notitie Verbonden met het gereformeerde belijden’. Daarin werd toenmalige bezwaarde hervormde kerkenraden verzekerd dat zij in de verenigde kerk met een gerust hart mogen leven vanuit het klassieke belijden van de kerk, mits zij deze ruimte niet exclusief verstaan en dus ook gunnen aan gemeenten die kritische vragen stellen aan dat belijden.
Het gesprek
Dit alles betekent niet dat gemeenten met hun verschillende verstaan van de Bijbel als Gods Woord in vrede langs elkaar heen kunnen leven. Geen enkele gemeente kan aanspraak maken op de juiste uitleg van de Bijbel. Gemeenten mogen elkaar over en weer vragen stellen en scherp houden over hun gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift. Niet om elkaar aan te klagen of uit te sluiten, maar uit het verlangen om samen verder te komen in een gemeenschappelijk verstaan van Gods Woord voor mensen van deze tijd. Kerk-zijn in de Protestantse Kerk is ‘samen kerk-zijn’, aldus een kern van kerk-zijn volgens de nota Kerk 2025.
Het probate middel daarvoor is het geloofsgesprek tussen gemeenteleden in de plaatselijke gemeente en het kerkelijk gesprek tussen gemeenten onderling via hun afgevaardigde ambtsdragers in de classis en de synode. We weten uit ervaring dat dit een kwestie is van lange adem: nieuwsgierig en geduldig luisteren en spreken, niet over één nacht ijs gaan, elkaar meenemen en zo toegroeien naar een gemeenschappelijke visie of besluit, als het even kan met eenparigheid van stemmen, zoals ord. 4-5-1 over de besluitvorming aangeeft.
De kerkelijke weg gaan houdt dus ook in dat gewichtige vragen over geloof en leven waarover in de kerk verschillend gedacht wordt, op ordelijke en transparante wijze aan de orde worden gesteld. Het kerkelijk gesprek daarover vraagt om een zorgvuldige voorbereiding en een helder besluit-perspectief. Moderamina hebben de taak zorg te dragen voor een veilige en open sfeer waarin iedere stem kan worden gehoord en bevraagd. Daarom is een petitie of appel een minder geschikt middel om een gespreksthema aan te kaarten. Daar gaat toch vaak een zekere dwang vanuit. Beter is het indienen van een beargumenteerd verzoek aan de ambtelijke vergadering of het moderamen om een bepaald onderwerp te agenderen. In de synode krijgen de leden van tijd tot tijd gelegenheid om zelf agendapunten in te brengen. De synode kan dan besluiten wat zij daarmee wil doen.
De rol van de vrouw in de kerk
Het thema dat in het appel aan de orde wordt gesteld, is van groot gewicht. Dat geldt voor de initiatiefnemers, die met een beroep op Galaten 3 vers 28 – ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Jezus Christus.’– pleiten voor het erkennen van het recht voor vrouwen in alle gemeenten van de Protestantse Kerk om tot ambtsdrager gekozen te worden en deel te nemen aan de leiding van de gemeente en de kerk. Volgens de kerkorde hebben vrouwen dat recht, maar in gemeenten van de hervormd-gereformeerde traditie wordt van dat recht geen gebruik gemaakt. Voor die gemeenten gaat het evenzeer om een gewichtige zaak. Voor hen leidt het zorgvuldig luisteren naar de Heilige Schrift en het belijden van het voorgeslacht tot de overtuiging dat vrouwen hun gaven in de gemeenten volop kunnen inbrengen, met uitzondering van het leiding geven aan de gemeente als ambtsdrager.
Sinds het vorming van de Protestantse Kerk is dit thema geen kwestie van gesprek geweest in de meerdere ambtelijke vergaderingen. Plaatselijk was de discussie daarover soms actueel. Kennelijk lieten gemeenten elkaar op dit punt met rust.
Dat gold niet voor het thema van kerk en homoseksualiteit. Meermalen keerde dit onderwerp terug op de agenda van de classis en de synode, met name rond de kerkordelijke regeling uit 2004 dat gemeenten de vrijheid hebben om naast het huwelijk tussen man en vrouw ook andere levensverbintenissen – waaronder een relatie of huwelijk tussen twee homoseksuele gemeenteleden – in een kerkdienst (in) te zegenen. Ook hier speelde soortgelijke spanningsvelden als bij de positie van de vrouw in de kerk: de synode die een richting aangeeft voor alle gemeenten en gemeenten die daarbinnen ruimte hebben om een eigen beleid te voeren.
Kerkordelijk gezien staan alle ambten open voor alle stemgerechtigde leden van een gemeente. Er is geen bepaling die expliciet ruimte geeft aan plaatselijke gemeenten om die ruimte te beperken tot mannelijke gemeenteleden. Toch is er een grote groep gemeenten van de hervormd-gereformeerde gezindte waarin vrouwen niet worden verkozen tot ambtsdrager. Aangezien deze praktijk verband houdt met een bijzondere verbondenheid van deze gemeente met de klassieke gereformeerde traditie, wordt deze op basis van ord. 1-1-3 door de kerk erkend en gerespecteerd. Volgens datzelfde artikel heeft de synode niet het recht om deze gemeenten te dwingen in strijd met hun geweten te handelen, tenzij het kerkelijk gesprek over de rol van de vrouw in de kerk in het licht van de Bijbel in de synode zou leiden tot een nieuw gemeenschappelijk verstaan van de Bijbel op dit punt. Tot zolang hebben alle gemeenten de opdracht om elkaar in liefde te verdragen.
De actuele context
De kwestie van het ontbreken van vrouwelijke ambtsdragers in een deel van onze kerk, was tot nu toe geen actuele kwestie binnen onze kerk. In andere kerken van de gereformeerde gezindte was en is dat wel het geval.
Wel werd meer dan eens in de meerdere ambtelijke vergaderingen en colleges de zorg geuit dat slechts een minderheid van de afgevaardigden uit vrouwen bestaat. Dat geldt ook voor de generale synode. Dat heeft niet zozeer te maken met de principiële keuze van een deel van gemeenten om geen vrouwen in het ambt te verkiezen, maar veeleer met de maatschappelijke realiteit van ongelijke kansen voor vrouwen in bestuurlijke en leidinggevende posities. De opstellers van het appel motiveren hun oproep uit het oogpunt van gelijkberechtiging van vrouwen in het algemeen. Zij menen dat een kerk-brede participatie van vrouwen in het ambt de kwaliteit van het kerkelijk beleid ten goede komt en bovendien ‘meer in de geest is van de woorden van de apostel Paulus is dan de huidige praktijk.’
De opstellers hebben het volste recht om deze zaak in de kerk aan de orde te stellen en op te roepen tot bezinning en gesprek daar over. Daarbij mag worden verwacht dat de gesprekspartners respect tonen voor elkaars diepste overtuigingen en de diversiteit omarmen die een kenmerk is van de Protestantse Kerk. Vaak zijn we daarmee blij als dat onszelf ruimte geeft. Maar soms schuurt het als we anderen ruimte moeten geven. Wat dan helpt is het besef dat we geroepen zijn om elkaar te behandelen zoals wij zelf behandeld willen worden.