3e Adventszondag

Voorganger: Ds. Peter den Braanker

Organist: Geert Meendering

 

Liturgie

 

Lied van de maand (te zingen voor de dienst): Lied 461

Welkom

Aansteken van de Adventskaarsen

Aanvangslied (staande):         Lied 439: 1, 2 en 4

Groet:

Voorganger:                            In de Naam van de Vader en de Zoon

en de Heilige Geest.

Onze hulp is in de naam van de Heer,

Gemeente:                              die hemel en aarde gemaakt heeft,

Voorganger:                            die trouw blijft tot in eeuwigheid

Gemeente:                              en niet laat varen het werk van zijn handen

Gebed van toenadering

(gemeente gaat zitten)

Zingen:                                   Lied 455: 1, 2 en 3

Kyrië-gebed

Zingen:                                   Lied 466: 1, 2, 3 en 5

Gebed om de opening van het Woord

1e Schriftlezing:                     Jesaja 35

Zingen:                                   Lied 437: 1, 2, 3 en 5

2e Schriftlezing:                      Matteüs 11: 2 – 15

Zingen:                                   Lied 445

Preek /Orgelspel

Zingen:                                   Gez. 111 (NHK bundel 1938)

1          De dorre vlakte der woestijnen

            zal zich verblijden eindeloos;

            de zandzee zal herschapen schijnen,

            want bloeien zal zij als een roos.

            Van heil’ge vreugde zal zij beven,

            doortinteld van een heerlijk leven,

            dat nimmermeer verwelken zal.

            Zij zal de wonderen des Heren

            aanschouwen en zijn grootheid eren

            met jubelend triomfgeschal.

 

2          Versterkt dan nu de slappe handen,

            en zet hem vast, de wank’le voet!

            Zegt tot wie zucht in pijn en banden:

            “Wees sterk, vrees niet, heb goede moed!”

            De Redder nadert ten gerichte;

            van zijn aanbidd’lijk aangezichte

            straalt waarheid en barmhartigheid.

            Hij zal uw lijden u vergelden,

            De boeien breken, die u knelden,

            Hij, die u uit het diensthuis leidt.

 

3          Dan ziet het oog des blindgeboren’

            uw schepping in haar zomergloor;

            dan dringen tot des doven oren

            uw goddelijke woorden door.

            De kreup’le zal van vreugde springen,

            de sprakeloze tong zal zinge,

            hosanna’s meng’lend tot uw lof;

            en stromen levend water spreiden

            hun zilv’ren beekjes door de heide,

            zo fris als eens in Edens hpf!

 

4          Waar eens vergeefs verdwaalden zochten

            is nu een welbereide baan,

            waarop des Heren vrijgekochten

            bij duizenden naar Sion gaan.

            Zij voelen zich van Gods geslachte,

            verstomd is nu de laatste klachte,

            en alle kommer weggevloôn!

            Zij jubelen in blijde reiden,

            zij kronen ’t hoofd met groene meien,

            een eeuw’ge blijdschap is hun kroon.

 

Gebeden

Inzameling van de gaven

Slotlied (staande):                  Lied 440

Zegen

Gemeente:                              3 x Amen.