‘Nooit kan ik mij verzoenen met de dood’
Hanna, een lied
Nooit kan ik mij verzoenen met de dood.
Dat is uw wil niet, dat mag niet geschieden.
Dagelijks loop ik stemmeloos te bidden:
geef mij uw zegen, nodiger dan brood.
Vergeef ons dan ook onze schulden maar
en geef wat gij ons schuldig zijt te geven:
die nieuwe aarde, dat volledig leven.
God, maak uw woorden, uw beloften waar.
(tekst: Willem Barnard; te zingen op melodie van gezang 108 uit LvdK 1973)
Bij de opening van een kerkenraadsvergadering lazen we bovenstaand lied. Een lied van Willem Barnard over Hanna, over alle Hanna’s en Johanna’s en Hanneke’s – over wie eigenlijk niet? Een lied ook dat veel raakvlakken heeft met het Onze Vader en daaraan doet denken.
Vreemd, dat dit lied bij de nog kinderloze moeder van Samuël het heeft over ‘de dood’, want zij heeft toch nog niet met de dood te maken gehad? Ja, maar ‘dood’ is niet alleen en zozeer ‘fysiek, biologisch dood’, maar heeft vooral te maken met afgesneden zijn van toekomst en met alles wat in mindering komt op ‘volledig leven’. Daar ‘kan ik mij nooit mee verzoenen’. Is elke dood, ieders dood, per se onverzoenlijk? Niet aan elk sterfbed klinkt protest. Maar met de dood ‘op zich’ (oorlog, leven dat in lengte en kwaliteit bedreigd wordt) kunnen we ons niet verzoenen, in de zin van er mee akkoord gaan, het ermee op een akkoordje gooien. ‘Dat is uw wil niet, dat mag niet geschieden’.
‘Dagelijks loop ik stemmeloos te bidden’. Deze zin in dit protestlied doet natuurlijk denken aan de bede om dagelijks brood. Even nodig is het om ‘stemmeloos’ te mogen bidden. Er is veel méér aan gebed dan de geformaliseerde en mooi geformuleerde vormen die in het oog springen.
Voor priester Eli in de tempel telt alleen wat hij ziet: de lippen van Hanna die bewegen alsof ze dronken is. Maar zij liep dag en nacht rond met alleen een stemmeloos ‘Heer, heb toch oog voor mijn ellende’. Die bede om zegen (om nabijheid) had zij nodiger (vroeg meer om ‘gehóór’) dan wat dan ook. ‘Geef mij uw zegen, nodiger dan brood’.
‘Geven’ en ‘ver-geven’ liggen dicht bij elkaar. De dichter zegt: ‘vergeef ons dan ook onze schulden maar’. Dat klinkt als: ‘en als U dan toch bezig bent, doe dat (vergeving van schulden) er dan maar bij’. Menselijke schuld is niet niks. Maar zolang de dood nog geschiedt terwijl die niet màg geschieden, dan staat U meer bij ons in het krijt dan wij bij U. In dit protestlied-op-het-scherp-van-de-snede is God ons meer schuldig dan wij Hem (noblesse oblige). De nieuwe aarde, het volledige leven, de beloften die zijn gedaan: wanneer maakt God die eindelijk waar? Om met Gerard Reve te spreken: Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat? God, maak uw woorden, uw beloften waar!
Pieterjan de Buck