Bron: Website Protestantse Kerk Nederland
De rust op de zon- of feestdag is het zichtbare teken dat de mens leeft uit Gods genade en niet uit zijn werken. Zo heeft Bonhoeffer ooit het gebod van de ‘rustdag’ gewaardeerd.
Überhaupt is er iets bijzonders met dat gebod. Het staat in een rij met verder enigszins te verwachten geboden zoals: niet doden, niet stelen, niet liegen. En dan volgt er dat Gij zult de rustdag heiligen. Klaarblijkelijk wist God hoe zeer een mens gevangen kan raken in de dagelijkse beslommeringen van het werk, en hoe gauw wij daarbij al het andere vergeten en van werk een vorm van godsdienst (of afgodendienst) maken. Een gebod om te werken was kennelijk niet nodig, maar wel de oproep om het werk geregeld te staken, in navolging van het goede voorbeeld van God zelf, die zich immers ook na zes dagen scheppingswerk een dagje rust gunde. God rustte om op adem te komen (Exodus 31.17) lezen wij. Je zou ook kunnen vertalen: om zijn/haar ziel of levensadem terug te winnen.
Wat Bonhoeffer opvalt is: nadat de mens op de zesde dag geschapen werd is zijn eerste volle dag op aarde een rustdag! Nog voordat wij met ons werk deel kunnen nemen aan de voortgaande schepping krijgen wij deel aan Gods heiligheid, wordt ons rust geschonken om te doen wat God zelf doet. We mogen afstand nemen van onze bedrijvigheid en mogen vanuit een ander perspectief naar ons leven kijken. God beschouwt het scheppingswerk en zegt dat het ‘goed’ is.
De vraag aan ons is, of wij wel voldoende tijd en afstand nemen om tot zo’n inschatting te kunnen komen: tijd om te loven, om te danken en om gelukkig te zijn. Want klagen, dat kan ook in de drukte van elke dag. Maar voor een diepe erkenning van wat het leven waard is in ons leven en wat onze dank verdient, daarvoor heb je afstand nodig. Daarvoor moet er een onderbreking zijn, die het ook weer mogelijk maakt om (op)nieuw op te staan en verder te gaan. Waar de doorgaande vanzelfsprekendheid van het alledaagse wordt doorbroken, daar ontstaat ruimte voor existentiële vragen, waarvoor anders geen gehoor is.
En zo verzet zich de rustdag – en de rustdagen van de vakantie – tegen de logica van het alsmaar blijven functioneren. Een vakantiedag, hoe en waar dan ook doorgebracht, is in de regel minder goed gepland dan een werkdag. Zoiets als een eiland in de stroom van de vergankelijkheid. De tijd staat daardoor weliswaar niet stil, maar wij winnen toch wel iets van afstand – om opnieuw te bezien hoe wij verder zullen gaan. Door ‘vrije tijd’ ontstaat de vrijheid die een mensenleven in het licht van het evangelie kenmerkt – en die wij als geschenk mogen vieren. In die zin wens ik ons en mijzelf van harte, dat wij ons die vrijheid deze zomer gunnen – als persoon en als gemeenten. Want alleen zo houden wij de levensadem erin, in ons kerk-zijn en in ons geloofsleven. En enkel zo blijft er ruimte om ook in de toekomst ‘creatief’ kerk te zijn, om op te staan en deel te nemen aan Gods scheppingswerk.
Bron: Protestantse Kerk Nederland > Verdieping
Te lezen op de site van de PKN en geschreven door:
Ds. Andreas Wöhle
President van de evangelisch-lutherse synode